Al vanaf de veertiende eeuw werden op de plaats van de buitenplaatsen Arentsburgh en Hoekenburg Romeinse objecten gevonden, o.a. een mozaïek en een muntschat. In 1771 werd een enorme bronzen hand gevonden.
Ruim 50 jaar later kreeg professor C. J. C. Reuvens toestemming om op het landgoed Arentsburgh opgravingen te doen. Hij concentreerde zich vooral op het blootleggen van de fundamenten van stenen gebouwen, waaronder het badhuis. De vele tekeningen die hij liet maken en zijn dagboekfragmenten geven een goed beeld van zijn onderzoek. Reuvens was ervan overtuigd dat hij Forum Hadriani, bekend van de Peutingerkaart (een Romeinse landkaart), had gevonden. Hij kon zijn opgravingsresultaten helaas niet publiceren, omdat hij op jonge leeftijd overleed.
In 1909 begon de Leidse archeoloog Dr. J. H. Holwerda aan zijn jarenlange onderzoek. Hij beschikte over meer gevorderde technieken en kon, in tegenstelling tot Reuvens, grondsporen herkennen. Zo vond hij sporen van houten huizenblokken, die hij interpreteerde als militaire kazernes. In 1923 publiceerde hij zijn opgravingsresultaten, waarbij hij ook veel aandacht besteedde aan de door hem gevonden terra sigillata, het Romeinse rode versierde aardewerk. Holwerda was van mening dat hij een militair vlootstation had gevonden, niet Forum Hadriani. In de jaren ’60 van de twintigste eeuw bewees professor J. E. A. Th. Bogaers dat Reuvens gelijk had en dat Forum Hadriani wel degelijk in Voorburg lag.